De zeventiende-eeuwse monnik broeder Laurentius bad dagelijks voordat hij aan zijn werk als kok voor zijn leefgemeenschap begon hetzelfde gebed: ‘O God . . . schenk mij uw genade, opdat ik dicht bij U blijft. Help me in mijn moeiten. Wees het voorwerp van al mijn genegenheid.’ Tijdens zijn werk bleef hij met God spreken. Hij luisterde naar zijn leiding en droeg zijn werk aan Hem op. Juist als hij het heel druk had, gebruikte hij momenten van relatieve rust om God om zijn genade te vragen. Wat er ook gebeurde, hij zocht en vond een besef van de liefde van zijn Schepper.